V: Waarom gaat mijn multimeter tijdens het meten van wisselspanning niet terug naar het nulpunt?
A: Een True RMS AC-multimeter, zoals de 17X of 8X, zal niet teruggaan naar nul en mag ook niet op nul worden gesteld. Bij de meeste True RMS AC-multimeters is een minimaal AC-spannings- en stroomniveau, doorgaans tussen 3 en 5 procent van het bereik, gespecificeerd voor de modi AC-spanning en AC-stroom. Wanneer een signaal wordt toegepast boven het gespecificeerde minimumniveau, zal de meter voldoen aan de nauwkeurigheidsspecificaties. U kunt deze specificatie vinden in het gedeelte met de technische gegevens, achter in de gebruiksershandleiding.
V: Wat houdt de veiligheidsspecificatie CAT III in?
A: U vindt het antwoord in het toepassingsadvies "Het ABC van kenmerken en functies van digitale multimeters".
V: Wat betekent 'counts' in de nauwkeurigheidsspecificatie '1% van uitlezing + 3 counts'?
A: Deze term verwijst naar de minst significante digit op de multimeter voor het desbetreffende bereik. Als voorbeeld volgt hier de berekening voor het meten van 120 volt wisselspanning op een 6000-count multimeter (de analoog-digitaalomzetter heeft een bereik van 0 t/m 5999 counts). Voor het meten van 120 volt wisselspanning moet de multimeter zich binnen het AC-spanningsbereik van 600,0 volt bevinden. De resolutie (minst significante digit) is in dat geval 0,1 volt. (120 V x 1% = 1,2 V + 3 digits) = (1,2 V + 0,3 V) = 1,5 V
V: Wat is het verschil tussen de Min/max-modus en de piekdetectie van multimeters?
A: De Min/max-modus heeft, zoals de naam al aanduidt, betrekking op de hoogste of laagste waarde die door de multimeter is gemeten nadat de Min/max-registratiemodus werd geactiveerd. De maximum- of minimumwaarde van het gemeten signaal zal doorgaans 200 tot 350 milliseconden, of langer, aanwezig moeten zijn om tot een nauwkeurige meetwaarde te komen. Deze waarden worden geregistreerd in elke modus, zoals tijdens het meten van gelijkspanning, True RMS-wisselspanning, weerstand en stroomfuncties. De piekdetectie meet de positieve en negatieve piekspanning van een signaal. In een wisselspanningsnet van 120 volt zullen de pieken +169 volt en -169 volt bedragen (120 V x 1,414 = 169 V voor een zuivere sinusgolf). Voor een nauwkeurige meetwaarde moeten de pieken doorgaans 250 microseconden of langer aanwezig zijn.
V: Als ik tijdens het meten van weerstand de meetsnoeren met elkaar kortsluit, geeft de meter geen nulwaarde weer. Waarom niet?
A: Het meetinstrument meet de weerstand van de meetsnoeren, die bij een nieuwe set meetsnoeren doorgaans tussen 0,1 en 0,3 ohm zal zijn. De meetsnoerfout moet worden afgetrokken van de gemeten weerstandswaarde. Sommige meters met uitgebreide functies beschikken over een drukknop voor activering van de relatieve modus (delta, gebruik het symbool 'Δ' in het laatste artikel), waarin de meetsnoerfout automatisch wordt afgetrokken.
V: Hoeveel meetwaarden kunnen er worden opgeslagen in de Fluke 289?
A: U kunt maximaal 400 afzonderlijke meetwaarden opslaan in het geheugen.
V: Hoeveel registratiesessies kunnen er worden opgeslagen in de Fluke 289 voordat het noodzakelijk wordt om te downloaden?
A: U kunt maximaal 400 registraties opslaan in het geheugen. Als u werkt met intervallen van 15 minuten, kunt u meerdere registraties van een week opslaan voordat het noodzakelijk wordt de resultaten te uploaden naar een computer, zelfs als alle 400 geheugenplaatsen voor meetwaarden bezet zijn.
V: Hoeveel min/max- en piekwaarden kunnen er worden opgeslagen in het geheugen van de Fluke 289?
A: Ook in dit geval kunt u maximaal 400 waarden per meettype (min/max of piek) opslaan. Het totaal bedraagt dus 800 meetwaarden.
V: Kunnen in elk van de bestandsmappen in het menu +Naam van de Fluke 289 ook 400 meetwaarden worden opgeslagen?
A: Nee. Wanneer u namen kiest, zoals Motor, Paneel, Circuit, Regeling of Batterij, verplaatst u de opgeslagen, geregistreerde, min/max- of piekwaarden naar de geselecteerde map. U kunt nog steeds maximaal 400 waarden per meettype opslaan.